‘Ik wil’ en ‘ik mag niet’: onrust bij onvrijwillige gedragsverandering. Een paar zelfhulptips.

Er wordt behoorlijk wat van ons gevraagd om de kans op besmetting te minimaliseren. We weten waar we het voor doen. Maar weten we genoeg over wát het met ons doet?

Ons gedragspatroon is gevormd op basis waarbij we ons comfortabel voelen, waar we een balans hebben gevonden in wat ‘Ik wil’, wat ‘Ik moet’ en wat ‘Ik niet wil’: we moeten werken om geld te verdienen en we willen onszelf ontspannen in cafes, met sport ed, we willen niet niets doen.

Nu wordt van ons gevraagd ons in te houden, iets te doen wat we eigenlijk niet willen. De kans is groot dat je innerlijke onrust tegenkomt dat invloed heeft op je humeur, op je eetgedrag, op elkaar in het gezin.

De professor psycholoog Frans Ruppert maakt een onderscheid in drie psychische innerlijke delen: 1. Het gezonde deel waarin ‘Ik wil’ is gegroeid in gezinsrelaties op basis van wie we vanbinnen zijn; 2. onze traumapijn, onverwerkte innerlijke pijn zoals angst, verdriet, boosheid ed. die we onbewust weg hebben gestopt in situaties die we emotioneel niet konden behappen, 3. ons overlevingsmechanisme die in ons opkomt als er een emotioneel overweldigende situatie is. We passen ons aan als we iets niet mogen ‘Ik mag niet’, we vermijden, we maken iets mooier dan het werkelijk is etc. Ons overlevingsmechanisme houdt niet van deze situatie waarin we ons comfortabele patroon moeten veranderen. Onze gezonde heldere delen vinden wel een creatieve oplossing bij deze situatie.

Dit gebeurt onbewust in ons. We kunnen er meer bewust van worden als we ons er in een vertraagde modus op richten.

Hoe kan ik ‘Ik wil’ en ‘Ik mag niet’ onderzoeken om meer rust te krijgen? 4 stappen:

Stap 1. Stel jezelf de vraag: ‘Wat gebeurt er in mij wanneer ik iets moet doen wat ik niet wil? Wat voel in vanbinnen als ‘Ik wil’ en ‘Ik wil niet’ tegen elkaar aan schuren?’ Het helpt te onderzoeken wat het vroeger met je deed toen je jong was en iets moest doen wat je niet wilde: ‘Wat gebeurde er in mij als ‘Ik wil’ er niet mocht zijn. Paste ik me aan? Werd ik opstandig? Wie vermeed ik? In welke ogen wilde ik niet kijken?’

Stap 2. Zit op een stoel of kussen en adem naar het gevoel toe van ‘Ik wil’ en daarna ‘Ik mag niet.’ Wat komt er in je op. Welk gevoel van angst, verdriet, boosheid, opstandigheid voel je? Adem er naartoe. Laat het er zijn, kun je het doorvoelen? Kun je accepteren dat het er is?

Stap 3. Onderzoek hoe jouw onrust resoneert bij anderen. Als je kind onrustig wordt, stel jezelf de vraag: ‘In welke mate ben ik nu onrustig en heeft het gedrag van mijn kind met mijn onrust te maken?’ Kinderen resoneren onbewust op gevoelens van anderen.

Stap 4. Wat helpt jou nu om deze situatie om te zetten naar iets dat zinvol voor je is? Wat is er wel? Ga tekenen, maak samen een fietstochtje, doe spelletjes met je kinderen, ga samen koken. Je hebt vast een eigen leuke oplossing vanuit je gezonde heldere delen. Zet je eigen creatieve oplossingsvermogen in, dan wordt de ‘Ik wil’ weer groter, en de ‘Ik mag niet’ kleiner. Zo komt er weer meer rust in je.